De Franse socioloog Joffre Dumazedier definieerde vrije tijd als de tijd die je overhoudt als je je werk gedaan hebt. Een goede definitie voor tuiniers, maar niet voor wetenschappelijk onderzoekers.
Toen ik gisteren onder de douche stond, had ik bijvoorbeeld een idee. Dat is mooi, want met één idee kun je als onderzoeker een hele poos voort. Betekent dat dat ik onder de douche aan het werk was? Ja, want ik was aan het nadenken over de psychometrie, en dat is precies waarvoor ik betaald word. Eergisteren daarentegen heb ik acht uur achter mijn bureau gezeten, en geen enkele zinnige gedachte gehad. Zelfs niet een kleintje. Het was een volstrekt zinloze dag, zoals er in het leven van een onderzoeker vele zijn. Ik had beter een dagje naar het strand kunnen gaan – dan had ik misschien nog wat kunnen werken.
De situatie leidt tot gewetensvragen. In mijn tienjarige onderzoeksleven heb ik ongeveer drie goede ideeën gehad (voor de leek: dat is een behoorlijke score). Zo’n idee werk ik meestal binnen een maand uit. In totaal heb ik dus drie maanden van mijn leven nuttig besteed. De rest was, wetenschappelijk gezien, zinloze dagvulling. Moet ik die tijd bij de universiteit opgeven als vrije dagen? Of kan ik mijn overschot aan onbetekenende uren wegstrepen tegen die vijf minuten in een stilstaande trein in Jena, op 25 juli 2002, toen ik plotseling zag hoe ik het validiteitsbegrip in de psychometrie op een nieuwe manier kon invullen? Die vijf minuten leidden tot een mooie publicatie, en die duizenden uren achter mijn bureau niet.
Wat is zo’n publicatie eigenlijk waard? Dat is schrikken. In 2006 publiceerde ik zes artikelen, samen goed voor 31 bladzijden. Dat kostte de belastingbetaler aan bruto arbeidsloon ongeveer 1300 euro per bladzijde. Dan is het nog de vraag of het werk niet zal verzinken in de vergetelheid. De database PsychINFO catalogiseert zo’n 60.000 psychologische artikelen per jaar. Het grootste deel daarvan wordt nooit geciteerd. Een veel groter deel zal nooit een rol van enige betekenis spelen in de wetenschap. Per betekenisvolle bladzijde schat ik de kosten voor de samenleving voor mijn eigen werk op 11.000 euro. Maar het kan ook allemaal weggegooid geld blijken te zijn.
Het meeste wetenschappelijk onderzoek is dus een dure tragedie. Waarom doen mensen het dan toch? Omdat het niet hun werk, maar hun leven is. Wetenschappelijk onderzoekers hebben volgens de definitie van Dumazedier eigenlijk nooit vrij.