Toeval bestaat wel

Toeval is een vreemd begrip. Hoewel bijna iedereen er een mening over heeft, kunnen niet veel mensen uitleggen wat het is.

Veel mensen denken bijvoorbeeld dat een gebeurtenis toevallig is, als die een kleine kans heeft om zich voor te doen. Dat is niet zo. Gisteren heeft mijn dochter bij het Ganzenborden achtereenvolgens vijf, drie, vier, zes, en drie gegooid. De kans daarop is verwaarloosbaar – 0,00013 om precies te zijn – maar niemand zal zeggen: “wat een stom toeval, dat zij nou net een drie moest gooien na die zes”. Gebeurtenissen met een kleine kans zijn dus niet per definitie toevallig, en toevallige gebeurtenissen hebben evenzo niet per definitie een kleine kans.

Je hoort regelmatig mensen zeggen: “dat kán geen toeval zijn”. Maar wie oplet ziet dat men dit uitsluitend zegt bij gebeurtenissen die juist wel toeval zouden kunnen zijn. Loop ik bijvoorbeeld om negen uur in de ochtend de Afdeling Psychologie binnen, dan zegt niemand: “Kijk nou, daar is Denny. Dat kán geen toeval zijn!” Terwijl dat nou inderdaad geen toeval kan zijn, want ik loop iedere dag rond die tijd de Afdeling binnen – ik werk daar immers. Maar als ik de Afdeling binnenloop, precies op het moment dat twee psychologiestudenten over mij staan te roddelen, dan zal je zien dat men zegt dat dát geen toeval kan zijn. Wat eigenlijk raar is, omdat zo’n gebeurtenis nu juist heel goed toeval kan zijn. Het toeval duidt blijkbaar iets paradoxaals aan.

Ik denk dat dat klopt. Toeval gaat niet over kans, maar over de relatie tussen betekenis en causaliteit. Met toevallige gebeurtenissen worden vrijwel altijd gebeurtenissen bedoeld, die zich gelijktijdig voordoen en die op betekenisniveau gekoppeld zijn (bijvoorbeeld: het gespreksonderwerp van de roddelende psychologiestudenten loopt plotseling het gebouw in). Het paradoxale van toeval schuilt er nu in, dat die betekeniskoppeling in het geval van toeval niet samengaat met een causale koppeling: het roddelen van de psychologiestudenten veroorzaakt mijn komst niet, mijn komst veroorzaakt het roddelen niet, en er is ook geen derde factor die beide veroorzaakt.

Dat is in onze ervaringswereld zeldzaam, want doorgaans verraden betekeniskoppelingen juist wel causale relaties: daar komen die betekeniskoppelingen namelijk vandaan. Waar rook is, is vuur. Soms zien we echter tegelijk rook en vuur, terwijl ze causaal niets met elkaar te maken hebben. In de verte zie je bijvoorbeeld een boer die een vuurtje stookt, en daarboven een rookpluim. Als je verder rijdt blijkt dat de rookpluim helemaal niet van het vuur afkomstig was, maar van een fabriek die aan het zicht onttrokken was. Dat is nou typisch toeval. Je verwacht een causale koppeling, maar die is er niet.

Toeval is dus in wezen een ingewikkelde psychologische constructie, die een ontkoppeling aanduidt van causaliteit en betekenis. Daar komt ook het onverwachte van toeval vandaan. Bovendien wordt nu duidelijk wat de relatie is tussen toeval en kans: bij kansprocessen (zoals het gooien van een dobbelsteen) zijn alle betekenisvolle relaties die zich zouden kunnen voordoen per definitie causaal ongerelateerd – anders spraken we immers niet van een kansproces. Kansprocessen zijn dus toevalsfabriekjes.

Wat bedoelt iemand die zegt dat toeval niet bestaat? Die zegt eigenlijk, dat alle gebeurtenissen die qua betekenis gekoppeld zijn, ook causaal gekoppeld zijn. Dat is een absurde these, die we opgewekt bij de vuilnisbelt van slechte ideeën kunnen zetten. Opgeruimd staat netjes.