Sherlock Freud

Freud wordt weleens in één adem genoemd met Darwin en Newton, maar ik vind hem toch het meeste weg hebben van Sherlock Holmes. Freud was namelijk een echte speurneus. Dat blijkt wel uit zijn gevalsbeschrijvingen.

Die beginnen er altijd mee, dat Freud een mysterieuze dame ontmoet. Met die dame lijkt eerst niet zoveel aan de hand te zijn, maar schijn bedriegt. Want zoals Sherlock Holmes nergens heen kan zonder dat hij over een lijk struikelt, zo blijken zelfs de vrouwen die Freud op vakantie tegenkomt aan de meest bizarre complexen te lijden.

Freud komt daar natuurlijk altijd achter. Met een ingewikkelde combinatie van droomduiding en vrije associatie gaat hij vervolgens het mysterie te lijf. Dat doet hij door een reeks symbolische raadsels te kraken. De logica die Freud daarbij gebruikt doet mij altijd denken aan Johan Cruyff. Want net als bij Cruyff denk ik niet dat er veel mensen zijn die de denkstappen van Freud echt kunnen volgen. Maar dat geeft niets, want aan het einde van het verhaal klopt alles altijd als een bus.

Dat zie je in de wetenschap nou nooit. Hoewel je rustig van mij kunt aannemen dat alle zeilen bijgezet worden. Zo weten de meeste onderzoekers prima de weg met creatieve vormen van data-analyse, die onder methodologen bekend staan als data-massage. Maar ondanks het feit dat er behoorlijk gerommeld wordt, kloppen onderzoeksresultaten altijd maar zo ongeveer met de theorie, nooit helemaal precies.

Dat komt omdat er in de wetenschap in twee stappen gewerkt wordt. Eerst kijk je eens goed naar de feiten die je kent, en verzin je daar een mooie theorie bij. Ten tweede doe je op basis van die theorie een nieuwe voorspelling, en ga je in een onderzoekje na of die uitkomt. Dat heet de empirische cyclus.

Als je alleen de eerste stap uitvoert, dan krijg je een complottheorie. Er wordt dan bij een reeds bekende verzameling feiten een theorie bedacht, en daar houdt het mee op. Zo’n theorie verraadt zichzelf natuurlijk nooit doordat hij niet klopt. Maar wel doordat hij te goed klopt.

Echte psychologische theorieën doen echte voorspellingen over menselijk gedrag. Meestal krijgen ze vervolgens een goed pak slaag van de werkelijkheid. De werkelijkheid probeert daarmee te zeggen dat zij het met de theorie oneens is. Als onderzoeker is het de bedoeling dat je daar goed naar luistert. Want simpele theorieën die kloppen als een bus, die bestaan alleen in sprookjes.