Het voorvoegsel ‘cyber-‘ is in 1948 bedacht door de ingenieur Norbert Wiener, die als een van de eersten het belang van feedback inzag. Feedback ontstaat als de output van een systeem zijn input wordt. Dat komt veel voor. De piepende microfoon is misschien het bekendste voorbeeld. Als de microfoon te dicht bij de luidsprekers staat, dan begint hij zijn eigen geluid op te pikken. Dat geluid wordt weer versterkt door de luidspreker, het versterkte geluid wordt weer opgepikt door de microfoon, enzovoorts.
Een microfoon die zijn eigen geluid oppikt produceert een ijzingwekkende piep in plaats van een georganiseerd geluidssignaal. Die gedragsverandering kan hangen op minieme verschuivingen: een stapje naar rechts, en de piep is weg. Het effect van feedback is daarmee niet-lineair, wat betekent dat kleine oorzaken grote gevolgen kunnen hebben.
Zulke kwalitatieve verschuivingen zien we ook bij de mens, die niet toevallig het ultieme feedback-systeem is. Terwijl ik bijvoorbeeld dit stukje schrijf, produceren mijn vingers tekst op een scherm. Die tekst valt op mijn oog, wordt verwerkt in de hersenen, en dat leidt weer tot nieuwe tekst. De output wordt input. Iedere creatieve daad hangt op het succes van die wisselwerking. Die kan zo sterk zijn dat de artiest gevoelsmatig wegvalt uit het proces. Bij het maken van geïmproviseerde muziek is dat het meest duidelijk. Doordat de reaktie van de muzikant op wat hij hoort sneller komt dan zijn gewaarwording, kan bij een gitarist bijvoorbeeld de ervaring ontstaan dat hij naar zijn vingers luistert. De artiest wordt dan medium in plaats van oorzaak. Schrijvers hebben daar een uitdrukking voor: het boek schrijft zichzelf.
Dat klopt. De verschillende onderdelen van een systeem hebben elkaar nodig om het effect te produceren. Maar strikt genomen is het onzin om het ene deel van het systeem als oorzaak te bestempelen en het andere als gevolg. Net als microfoon en luidspreker zitten zitten de schrijver en zijn tekst gevangen in een oorzakelijke kluwen, maar geen van beide kan correct als oorzaak worden aangeduid. Doordat een feedback-systeem per definitie bestaat bij gratie van de interactie tussen componenten, kun je het bovendien alleen maar holistisch benaderen. Precies zo is het trouwens kunstmatig om onderdelen van de mens – zoals genen of hersenen – als oorzaak van gedrag aan te wijzen.
Een minstens even belangrijke methodologische consequentie is dat de piep van een microfoon niet in een Anova past. Dat zou psychologen te denken moeten geven.