Een Amerikaanse collega van mij heeft een leerboek psychologie geschreven. Het is zo’n dikke pil die moet gaan concurreren met het boek van Peter Gray, dat aan de UvA wordt gebruikt, en een paar andere titels. Er zijn maar een paar van die boeken, want de productie van ervan is een enorme klus. Mijn collega vertelde dat aan zijn boek jarenlang tientallen mensen full time gewerkt hebben.
De beloning is er ook naar. Een introductie in de psychologie die erin slaagt om tien procent van de internationale markt te veroveren is een kaskraker. De productie van studieboeken is sowieso een markt van grof geld, maar een introductie op een zo populair gebied als de psychologie levert, als het goed gaat, een jarenlange kasstroom van vele miljoenen op. Enkele jaren geleden, toen hij net begonnen was, liet mijn collega zich ontvallen dat hij van het voorschot van de uitgever een Jaguar had gekocht.
Het boek is nu uit en ik denk dat het een groot succes wordt. Het is heel goed geschreven, zit barstensvol kleurtjes, en behandelt heel precies exact dezelfde onderwerpen als alle andere studieboeken. Dat laatste is een belangrijke voorwaarde voor succes in een markt die aartsconservatief is, omdat de meeste docenten veel makkelijker overstappen naar een nieuw boek als dat boek dezelfde dingen behandelt als het vorige.
In zo’n introductieboek kun je zien wat de psycholoog tot zijn of haar vakgebied rekent. Stereotypen, perceptie, intelligentie, stoornissen, en persoonlijkheid horen daarbij. Maar belangrijke delen van het menselijk bestaan worden ook geheel genegeerd. Een voorbeeld is muziek. Voor veel mensen is muziek één van de belangrijkste dingen in hun leven, maar in de index van het boek van mijn collega komt muziek welgeteld één keer voor, en niet eens als zelfstandige term.
Dat is geen eigenaardigheid van dat boek: onderzoek op het vlak van muziek speelt in psychologisch onderzoek nagenoeg geen rol. Er zijn wat studies naar absoluut gehoor, ritmeherkenning, en het effect van mineur-majeur op stemming, maar op de schaal van de psychologie mag het geen naam hebben. En het raakt nooit aan de dingen die musici van belang vinden. Waarom je van een funkritme gaat wippen op je stoel, terwijl je van een reggaeritme achterover zakt, daar heeft de psychologie weinig over te melden. Er is aan de UvA trouwens wel een hele goede onderzoeksgroep naar muzikale cognitie, maar die zit dan weer niet bij psychologie.
Muziek is niet de enige blinde vlek van de psychologie. Ook over kunst en literatuur is in de academische psychologie vrijwel niets te vinden. Wat er nu zo verschrikkelijk goed is aan Rembrandt? De psychologie heeft er niet veel over te zeggen. Waarom begint een goede detective met de plaats delict, en niet met de moord? De psychologie zwijgt.
Zo bezien negeert de psychologie zo ongeveer alles wat er in het leven echt toe doet. Dat is jammer. Vooral omdat het ook best anders kan. Misschien moet je even af van het idee dat al het empirisch onderzoek noodzakelijkerwijs bestaat uit proefpersonen die in een kamertje op knopjes drukken, maar dan lijkt mij toch dat er van alles mogelijk is. Een psychologische analyse van het effect van Rembrandts kleurgebruik op de kijker, of onderzoek naar de psychologische structuur van de detectiveroman; er lijken mij geen principiële bezwaren tegen te bestaan. En wie weet: misschien is er zelfs plaats voor een beetje muziek.