Evenwichten spelen een belangrijke rol in allerlei wetenschappen, van natuurkunde tot statistiek en van populatiebiologie tot neurowetenschap. Hoewel de details kunnen verschillen, komt een evenwicht altijd neer op een situatie waarin meerdere krachten, die tegelijk op een systeem inwerken, elkaar opheffen. Een balans bijvoorbeeld, die aan beide kanten met hetzelfde gewicht is beladen, is in evenwicht als de kracht die links wordt uitgeoefend gelijk is aan de kracht die rechts wordt uitgeoefend.
Bij een goede weegschaal is dit evenwicht evenwel niet stabiel. Een klein duwtje links of rechts kan al het verschil maken. De weegschaal slaat dan door, en komt in een andere toestand terecht, waarin één van beide armen naar beneden wijst. Interessant genoeg zijn de tussenliggende toestanden (waarin de weegschaal maar beetje overhelt) niet stabiel: de weegschaal gaat wel door die toestanden heen, maar blijft er niet in hangen. Het zijn, met andere woorden, geen evenwichtstoestanden. Zo’n overgang van ene toestand naar de andere, waarbij de tussenliggende toestanden niet stabiel zijn, heet een sprongsgewijze overgang, en de stabiele toestanden heten alternatieve evenwichten.
Dat idee van krachten die elkaar opheffen laat zich gemakkelijk generaliseren naar allerlei andere vakgebieden. Een van de belangrijkste is de ecologie. Ecosystemen, zoals de Noordzee of zelfs de vijver in je achtertuin, zijn buitengewoon complex. Het is eigenlijk vrijwel onmogelijk om alle factoren die op zo’n systeem inwerken in een wetenschappelijk model te stoppen. Toch zie je in ecosystemen heel duidelijke patronen. Gaat het goed, dan houden populaties roof en prooivissen elkaar in evenwicht. Gaat het mis, dan kun je een plotselinge overgang krijgen: een uitstervende soort, bijvoorbeeld. Het interessante is dat je ondanks de onmogelijkheid van een volledige beschrijving toch heel goed modellen van dit soort ecosystemen kan maken, waarin die overgangen verklaard worden.
Je kunt zelfs aan zien komen dat er een sprongsgewijze overgang plaats gaat vinden, ook al ken je de details van het systeem niet. Dat gaat met zogenaamde early warning signals. Dynamische systemen die overgaan van ene naar de andere toestand gaan namelijk heel typisch gedrag vertonen, zoals critical slowing down: in de buurt van een sprong worden complexe dynamische systemen “traag”, wat betekent dat het langer gaat duren voor het systeem herstelt is van een klein duwtje. Dat is te meten. Je vangt bijvoorbeeld wat kabeljauw, en meet hoe snel het evenwicht hersteld wordt. Als dat langer duurt, zit je dichter bij een sprong, en moet je dus op gaan letten.
Het idee van plotselinge overgangen tussen alternatieve evenwichten heeft grote potentie voor de psychologie, waar we ook werken met een systeem dat te complex is om in detail te modelleren. Toch zien we ook bij mensen duidelijke overgangen tussen evenwichtstoestanden. Denk maar aan mensen die een plotseling inzicht verwerven, van hun geloof vallen, of in een depressie geraken. De analogie van een mens als systeem van attitudes, gemoedstoestanden, en overtuigingen die elkaar in evenwicht houden is daarmee aanlokkelijk.
De psychologie heeft lang op mechanistische metaforen gedraaid. Misschien is het tijd voor een nieuwe: de mens als ecosysteem.