Denksport

Iedereen heeft weleens een discussie gevoerd over de vraag of schaken nu wel of geen sport is. Uit zo’n discussie blijkt altijd iets interessants; er is namelijk geen echt antwoord op deze vraag. Je kunt wel argumenten vóór (het gaat om winnen) en tegen (je krijgt er geen spierpijn van) aandragen, maar uiteindelijk hangt het antwoord af van wat je ervan denken wil.

Iets soortgelijks geldt voor geld. Het doet er niet toe of het om briefjes, muntjes, of een rijtje nullen en enen op je chipknip gaat; een bepaalde fysieke constellatie is een tientje, zuiver omdat wij het bergje ijzer of stukje papier beschouwen als een tientje. Als wij vandaag met zijn allen besluiten dat een eikenblaadje ook voor een tientje door kan gaan, dan is een eikenblaadje daarmee een tientje geworden. Dat zou wel leiden tot inflatie, maar niet tot een empirische discussie over de vraag of eikenblaadjes wel ‘echt’ geld zijn.

Sport en geld zijn niet fysiek, maar functioneel gedefinieerd. Iets is geld omdat wij het gebruiken en beschouwen als geld, en niet omdat het van een bepaald materiaal gemaakt is. Hoe zit dat met psychologische begrippen? Is de relatie tussen psychologische toestanden en hersentoestanden arbitrair (zoals de relatie tussen geld en briefjes papier) of niet (zoals de relatie tussen water en H20 – er kan geen water zijn dat niet van waterstof en zuurstof is gemaakt). Is bijvoorbeeld ‘geloven dat de stelling van Pythagoras waar is’ een functionele toestand?

Als dat niet zo is, dan zou er een niet-arbitraire neuronale toestand aan dit geloof ten grondslag kunnen liggen. Het is dan in principe mogelijk om uitsluitend via een hersenkijkmachine uit te vogelen of iemand gelooft dat de stelling van Pythagoras waar is. Maar als dit geloof wel een functionele toestand is, dan kan het geloof in de stelling van Pythagoras bij iedereen op een andere manier gerealiseerd zijn. Dan kun je hersenkijken wat je wilt, maar zul je het uiteindelijk toch moeten vragen als je wilt weten wat iemand gelooft.

Als psychologische toestanden overwegend functioneel zijn, ligt het uiteindelijke wetenschappelijk primaat in de verklaring van gedrag bij de psychologie. Als dat niet zo is, dan zou dat primaat weleens naar de hersenkunde kunnen verschuiven. Gegeven de snelle vooruitgang in de neurowetenschappen bestaat de kans dat wij de oplossing van dit raadsel nog mee gaan maken. Het gaat erom spannen, de komende honderd jaar.