Plato’s onmogelijke missie

Je zou zeggen dat de Griekse filosoof Plato (427-347 v. Chr.) met de acteur Tom Cruise niets gemeen heeft, maar schijn bedriegt. Beiden geloven dat ons vleselijk lichaam een onsterfelijke ziel gevangenhoudt en misleidt, en dat ware kennis afkomstig is van die ziel en niet uit de waarneming. De weg die tot die overtuiging leidt is echter heel verschillend: die van Plato  komt voort uit een zeer grondige analyse van wiskundige kennis, die van Cruise uit zijn lidmaatschap van de Scientology kerk.

Wiskundige kennis is mysterieus. Over cirkels weten we bijvoorbeeld van alles: dat ze perfect rond zijn, dat alle punten op een cirkel even ver van het middelpunt liggen, en dat de verhouding tussen omtrek en diameter gelijk is aan π. Hier is echter iets vreemds aan de hand. Niemand zag ooit een perfecte cirkel, want die bestaat uit oneindig veel oneindig kleine punten en daarbij steken onze cirkels op papier rafelig af. Ook hebben we als mensensoort slechts een eindig aantal cirkels waargenomen, terwijl onze wiskundige kennis voor alle mogelijke cirkels geldt. We kunnen die kennis over cirkels dus nooit uit empirische waarnemingen opgedaan hebben, zou je zeggen. Maar hoe komt zulke kennis dán in het mensenhoofd terecht? Voor Plato lag het antwoord voor de hand. Deze kennis moet aangeboren zijn – en daar komt zijn onsterfelijke ziel om de hoek kijken.

Die ziel is natuurlijk net zulke onzin als de Scientology van Tom Cruise, maar het belang van Plato’s argument op zichzelf is nauwelijks te overschatten. De stelling dat de empirie te “arm” is om de inhoud van onze kennis te verklaren heeft de psychologie sterk beïnvloed. De linguïst Chomsky draaide er bijvoorbeeld de behavioristen de nek mee om. Iedereen die weleens een interview verbatim heeft uitgetypt weet dat mensen zelden een correcte zin produceren, en volgens Chomsky is het voor kinderen onmogelijk om uit dat gebrekkige gebazel een grammatica te distilleren zuiver op basis van imitatie en operant conditioneren, zoals de behavioristen dat voor zich zagen. Toch leren kinderen gemakkelijker taal dan schoenveters strikken. Dat kan volgens Chomsky alleen als een rudimentaire grammatica al bij voorbaat in het menselijk systeem aanwezig is. Aangeboren dus.

De argumentatievorm van Plato is recent ook gebruikt om aan te tonen dat de mens geboren wordt met kennis over ruimtelijke vormen, causaliteit, en zelfs natuurkunde. Men beweert op basis van baby-onderzoek bijvoorbeeld dat zeer jonge kinderen sterker reageren op schendingen van natuurwetten (bijvoorbeeld voorwerpen die opstijgen) dan op gebeurtenissen die daarmee in overeenstemming zijn (voorwerpen die vallen). Dat kan alleen, zeggen deze nativisten, als die zuigelingen ter wereld kwamen met een natuurwet in het hoofd.

Waar Plato de onsterfelijke ziel opvoerde, zet de moderne nativist de evolutie in. Die heeft de relevante kennis op raadselachtige wijze versleuteld in het brein. Veel beter wordt het daar niet van, want de evolutie is hier al net zo’n verklaringstechnische stoplap als de onsterfelijke ziel. Psychologische functies fossiliseren niet en dat maakt evolutionaire verklaringen ervan, om met Tom Cruise te spreken, meestal tot een Mission Impossible. Zo blijven we ook in de 21e eeuw met Plato’s raadsel zitten.